1779

Op 23 juli slaagt de Zeeuwse loods Frans Naerebout er in om 90 opvarenden van de in nood verkerende Oostindiëvaarder ‘Woestduin’ te redden.

De Staten-Generaal besluiten in november tot uitrusting van een (beperkt) convooi voor onze handelsschepen naar Frankrijk, de West en de Middellandse Zee. Echter op Oudejaarsdag 1779 verovert een Engelse overmacht onder Admiraal Fielding in Het Kanaal een aantal Nederlandse koopvaardijschepen onder convooi van Lodewijk van Bylandt. De schepen worden opgebracht naar Portsmouth.

Droevig is het gebeuren op de 11e augustus van dit jaar. Dan springt de stoof van de buskruitmolen ‘De Grenadier’ aan de Havendijk te Middelburg. Door de ontploffing komt een inwoner van Arnemuiden, Jan Riemens, op 31-jarige leeftijd om het leven. Het begraafboek vermeldt: ‘die zeer ongelukkig aan zijn dood is gekomen, werkende op de kruitmolen aan deze kant van de Havendijk door ‘t springen van de kruitstoof waardoor zijn hoofd en een arm is afgeslagen’. Opmerkelijk is dat het ook door het springen van de stoof van deze buskruitmolen is dat in 1802 de helft van de zoutketen in vlammen opgaat.

* * *

Er overlijden dit jaar 16 inwoners, waaronder enkele zeer bekende zoals Jacob Quinten (80 jaar), Jacob Verlorenkost (46 jaar), Jacob Cornelisse Schroevers (72 jaar), monseigneur Hubrecht de Loover (83 jaar), Lieven Meulmeester (56 jaar), Blaas Pinte (66 jaar), Abram Andriesse (54 jaar) en Pieter Geene (58 jaar).

In het Stadsbestuur doen zich dit jaar enkele wijzigingen voor. Maarten Adriaanse treedt weer op als burgemeester in de plaats van de aftredende Casper Visser. De regerende burgemeester Jacob Quinten overlijdt op de 9e mei op 80-jarige leeftijd. De tweede burgemeester Maarten Adriaanse treedt daarna ook op als regerend burgemeester.
Jacob Quinten kwam in 1761 van ‘s-Heerenhoek te Arnemuiden wonen. Vanaf 1766 had hij zitting in het stadsbestuur als schepen en raadslid. Gedurende zes jaren van deze periode was hij burgemeester. Hij woonde in het huis ‘Poortugaal’ aan de Langstraat.

In februari gaan de regenten Casper Visser en Maarten Adriaanse Zijne Excellentie Baron van Lynden als Eerste Edele representerende deze provincie, ‘uit Naam der Magistraat filisiteren en deze Stad volgens vercregen previlegie aan hoogst gemelde zijn protexie recommanderen’.

Een zekere Hendrik de Bruyn, zich uitgevend als docter in de medicijnen, praktiseert in de loop van dit jaar als heelmeester in de stad. Echter, ‘alzo hy geen attestatie of bulle kan vertonen. is hy met verre de meerderheid de inwoning te Arnemuiden ontzegd’.
In september wordt besloten ‘de verpagtmaaltyd te reguleren zoals nu enige jaren costume (gebruik) is geweest’.

* * *

Het Stadsbestuur besluit tot het uitvoeren van verscheidene openbare werken: in februari het Sint Jan Leeuwenstraatje alsook het oosteinde van de Langstraat verlegd, de galgenberg gekapt en opgemusterd en verder putten gemaakt daar waar dit nodig is om te planten in de plaats van de gestorven bomen.
Gerrit Schets, de vrachtrijder, wordt aangezegd ‘z'n misput voor de Marktpoort te weren zodra dit doenlijk is en voortaan op de zyde van de poort te leggen en op een hoop’.

De oud-burgemeester Pieter Geene, de vroegere timmermansbaas, verzoekt als eigenaar van het huis met de timmermans- en metselaarswinkel ‘Het Welvaren en De Hollandsche Tuyn’ dit publiek of onderhands te mogen verkopen. Zijn verzoek wordt ingewilligd, ‘mits de opvolger een goede attestatie heeft en behoort tot de protestantse religie’.
In dit van vóór 1584 daterende pand aan de zuidzijde van de Langstraat (het eerste huis rechts van de Markt) is eeuwenlang een timmermanswinkel geweest. Vanaf 1700 waren hier gevestigd de timmermansbazen Urias Besemer, Bastiaan Liefbroer, Joris Pinte en Elias Brix, oude bekenden die we in het begin van deze Kroniek herhaaldelijk tegen kwamen.
Baas Pieter Geene wordt opgevolgd door Jacob Stroosnijder en vanaf 1782 door de welbekende timmermansbaas Frans Haay. Vanaf het begin van de 19e eeuw hadden hier de Van Eenennaams hun timmermanswinkel.

Cornelis Verstraate krijgt vergunning om winkel te houden in de stad.
De grafdelver Daniël Vinke vertrekt ‘metterwoon naar het Nieuwland’. Op zijn verzoek wordt Abram Florisse aangesteld tot nieuwe grafdelver. Hij mag ook het kerkhof rondom de kruiskerk gebruiken en hoeft daarvoor geen pacht te betalen. Wel moet hij de Markt en het kerkhof ’enige reizen maaien en, waar straatstenen leggen, wieden en schoonhouden’.

De thesauriers van Middelburg krijgen toestemming ‘om vazzen te laten steken aan het schorre De Kettery en langs de kille aan de zoutketen en de schorre langs de vaart van Arnemuyden’.

* * *

Nog enkele gegevens over de openbare orde.
Bij Ordonnantie wordt verboden om honden los te laten lopen binnen de stad ‘uit hoofde van de gevreesde onheilen van dolle honden’.

Vanwege de klachten van zijn buren mag de strodekker Daniël Kerrevink, wonende aan de Westdijkstraat, voortaan geen riet meer op z’n zolder leggen. En wat er al op ligt moet hij nu als eerste verwerken.

In mei schrijft de kerkenraad de magistraat een brief ‘als na costume (gewoonte) om op de aanstaande kermisse geen fiolen in de herbergen en kroegen te laaten speelen’. Dit verzoek wordt toegestaan, maar wel met deze uitdrukkelijke bepaling ‘dat, ingeval de predikant zonder wettige verhindering dit verzoek nevens een ouderling niet persoonlijk tenminste aan de burgemeester aan zijn Huys doet, door de regerende burgemeester dat verzoek niet zal worden in Wet en Raad gebragt, veel minder daar op zal worden besloten’.

* * *

Nog iets over de zoutnering.
Job Marinusse krijgt toestemming om grofzoutmeter te zijn in de plaats van z’n overleden schoonvader Jacob Schroevers.

De eigendom van de zoutkeet ‘De Pottery’ blijft de gemoederen bezig houden. Dit blijkt uit de zeer omslachtige rapportage van secretaris Casper Visser in januari. Hij schrijft ‘dat de weduwe van Marinus van Ekke, die haar man was overleden aan de zoutkeet ‘De Pottery’, gewesen hovenier van den weduwe van Jacobus Lantsheer, in zyn edel leven schepen en raad der Stad Middelburg, het collateraal aan de heer Casper Visser als Ontvanger van dat middel heeft betaald binnen deze Stad Arnemuyden, op grond van het betoog van syn Excellentie Van der Perre, Heer van Nieuwerve, dat die keete ‘De Pottery’ niet onder Middelburg is gelegen, maar allersekerst onder dese Stad behoorde’.

Ook besluit het Stadsbestuur begin januari om secretaris Casper Visser te machtigen ‘bij de heer Macquet, als Boekhouder van de pannering, te kennen te geven, dat de magistraat haar ongenoegen heeft dat het zeeslik tegen de keeten op het voetpad is gelegt en dus het voetpat daar door niet te gebruyken is en daarin behoort te werden voorsien en het pat ieder voor zyn keete behoorlyk werde gesuyvert’.

De vissers die met hun schuiten aan het Hoofd liggen, moeten voortaan ‘passagie laten aan de veertrap om over te varen met de veerboot’. Degenen die bevonden worden aan de veertrap de overvaart onmogelijk te maken zullen een boete verbeuren van 5 schellingen voor de eerste keer en het dubbele voor de ‘tweede reise’.

* * *

Voor de kerkelijke gemeente staat dit jaar voor een groot deel nog in het teken van de onrust die één man, Pieter van der Nol, veroorzaakt.
Begin januari wordt de van malversatie in de boekhouding verdachte Van der Nol gelast de rekening van de armenkas te overleggen. Hij wil dit echter niet doen. Eerst verlangt hij een bewijs dat hij niet ontslagen wordt. De kerkenraad geeft hem daarop nog tweemaal 24 uur de tijd om de boekhouding te overleggen. Van der Nol schrijft terug: ‘Ik persisteer by myn brief en de kerkenraad moet weten wat zy te doen heeft’.
Daarop wordt Van der Nol in de vergadering van de kerkenraad ontboden. Maar hij antwoordt de koster dat ‘hy niets te seggen heeft dan hetgeen hy al geschreven heeft’. De notulen melden: ‘Deze antwoord verstaande en siende dat die twistzoeker niet dan op verwarring toeleyde, is unaniem besloten om hem te laten aanseggen om binnen twee maal 24 uur rekening en verantwoording te doen onder overgave van de boeken bij hem berustende van de armen’. Van der Nol weigert alles, ook zelfs om rekeningen van aanschaffingen voor de armen ten laste van de diakonie te betalen. Dit sleept zich voort tot begin maart.

Namens de kerkenraad deelt ds. Molentiel het Stadsbestuur mee, dat besloten is de boekhouder van de armenkas Pieter van der Nol te ontslaan ‘van die bedeeling ter oorsaek der onlusten by zyn laatste Rekening voorgevallen’. Van der Nol accepteert dit ontslag niet en weigert nu de eindafrekening van de armenkas te doen. De kerkenraad is daardoor in grote problemen gekomen en niet in staat haar crediteuren te voldoen en de armen van het nodige onderhoud te voorzien. Hij verzoekt het Stadsbestuur met klem Van der Nol daartoe te verplichten. De magistraat legt de brief van de kerkenraad daarop aan Van der Nol voor om daarop z'n commentaar te geven.

Van der Nol geeft een lijvig commentaar. Dit beslaat wel vier bladzijden in het notulenboek. Hij geeft te kennen dat hij al vanaf 1 augustus 1764 als boekhouder dient en zich altijd trouw en eerlijk gedragen heeft. De kerkenraad heeft hem nu ontslagen ‘sonder dat deze de couragie heeft om te durven stellen, dat hy de oorsaak der onlusten soude zyn geweest’. Hij is bereid de boeken en het batig saldo over te dragen ‘mits hy een declaration van de kerkenraad ter zyner decharge ontvangt’.

De magistraat besluit daarop tot voorkoming van alle verdere onaangenaamheden er bij de kerkenraad op aan te dringen om Pieter van der Nol als gewezen ontvanger een behoorlyke Acte van ontslag te geven met een dankbetuiging voor z'n 14-jarige administratie en hem z’n gewone ontvangerloon nog uit te betalen. Ook moet de kerkenraad verklaren dat het ontslag niet is gegeven vanwege enige door hem gepleegde misdaad of wanbeheer en dat dit dus zonder enige inbreuk op zijn eer en goede naam is. Wel moet hij zijn boekhouding en het batig saldo van £ 72.8.3 Vlaams binnen acht dagen overleggen. De kerkenraad wordt tegelijk gelast voortaan geen ontvangers van de armengoederen aan te stellen of te ontslaan zonder goedkeuring van de magistraat ‘op peene van nulliteit’.

De kerkenraad komt tot de conclusie ‘dat men besluiten moet dat Van der Nol van zijn eigen consciëntie beschuldigd wordt van misdaden die de kerkenraad hem niet had opgegeven en daarom die gegeven reden niet voldoende houdt of dat hij geern sag dat de kerkenraad hem elders mede beschuldigt, daar dit dog met syn element schynt best overeen te komen’.

Niemand van de kerkenraad weet meer enig middel in deze zaak te verrichten. Alles is vruchteloos wat men tot hiertoe verricht heeft. De predikant zal nagaan of er middelen zijn om Van der Nol te dwingen. Dan komt er half april een zeer uitgebreid geschrift van Van der Nol binnen. Daarin beschrijft hij ‘zijn loffelijke daden en doet verscheidene sinistere en op valse onderstelling en attestatie bouwende beschuldigingen ten laste van de kerkenraad’. Besloten wordt ‘daar Van der Nol reeds voor 15 jaar van z’n kerkelijke bediening is ontheven, aan die man geen groote kerkelyke straffe te oefenen. Dit is zo een infaam mens ook om ‘t even wat men kerkelyk aan hem doet’.

Opnieuw leidt het gebeuren rondom Van der Nol tot allerlei onenigheden binnen de kerkenraad. Diaken Klaas Janse heult samen met Van der Nol. Duidelijk is dat deze op de achtergrond blijft stoken in de kerkenraad. Half mei verzoekt het Stadsbestuur met klem Van der Nol een akte van ontslag te geven en een verklaring dat hij geen misdaad gepleegd heeft in zijn administratie. De kerkenraad kan het echter niet over het hart verkrijgen zo’n verklaring af te geven. Dan, uiteindelijk doet Van der Nol op het Stadhuis in bijzijn van de diakenen z'n rekening en verantwoording en legt hij de penningen, boeken en papieren over. Daarop is hij gedechargeerd. Maar dit leidt weer tot wrevel bij de kerkenraad. Deze vindt dat de magistraat haar dwarsboomt en het kerkrecht vertreedt door de rekening en verantwoording af te leggen buiten het Collegium Qualificatum om. De predikant noemt Van der Nol ‘die twistzieke mensch, die wapens gegeven waren om de kerkenraad te bestryden’.

Dit jaar is ouderling Abram van ‘t Noordende aftredend. Ouderling Jacob Verlorenkost is op 20 juni op 46-jarige leeftijd overleden. Ook de diakenen Simon Simonse en Blaas de Nooijer zijn aftredend. Tot ouderlingen worden gekozen Paulus Meulmeester en Marinus de Nooijer. Ook wordt op 21 november melding gemaakt ‘dat onze geliefde broeder ouderling Blaas Pinte door een zachte en langzame dood op 16 november is overleden’ op de leeftijd van 66 jaar.

Nog steeds sleept ook de kwestie van het wel of niet moeten betalen van huishuur door de predikant. Dit loopt zo hoog op dat ds. Molentiel weigert om nog langer (woensdag)avondgodsdienst te houden. Dit stond immers ook niet in zijn beroepbrief! Dit is echter zeer tot nadeel van de armen, omdat de weekdienstcollecte nu gemist wordt. Maar we lezen in de notulen van november dat het geschil is bijgelegd. Hij hoeft voortaan geen huur meer te betalen. De predikant deelt van de kansel mee dat hij de volgende woensdag weer wil beginnen met de weekgodsdienst. Het notulenboek meldt dat dit ‘tot byzonder genoegen van alle godsdienstminnaars is’.